Armoer- en zwarte panters

Ewout Kieckens

Aan de bouwondernemer die ons appartement aan het ­renoveren was, vroeg ik wat bij hem opkwam bij het woord ‘Nederland’. De jonge veertiger die enorm sterk is in het ­vinden van praktische oplossingen en een team van handwerk­lieden aanvoert, keek me glazig aan. De blik bleef een paar seconden troebel, toen zei hij dat hij het niet wist. “Ik zou het land ook niet kunnen aanwijzen op de wereldbol”, zei hij met opgewekte stem, terwijl hij siliconen spoot achter een plint in de keuken. Hij zag het kennelijk niet als een gebrek.
In Italië heerst een zekere culturele armoede. Dat zie je ­bijvoorbeeld aan de verkoop van dagbladen en boeken. Er worden dagelijks zo’n twee miljoen kranten verkocht (inclusief digitale abonnementen). Dat is minder dan in Nederland, terwijl er in Italië drieënhalf keer zo veel meer mensen wonen. Deze zomer was ik op een bijeenkomst waar de vijf genomineerden van de belangrijkste Italiaanse boekenprijs voorlazen uit eigen werk. Ik (man, 50) voelde me een armoerpanter of een lid van een ander uitstervend ras. Om me heen zaten vooral vrouwen van boven de 65. Die lezen namelijk. De rest van de bevolking is geloof ik aan het gamen, twitteren of shoppen via Amazon. Maar dat is een wereldwijde tendens.

Toch lijken Italianen over het algemeen wat minder bagage te hebben. Ze bezoeken weinig musea, theaters en bioscopen. Het taalonderwijs is tanend, ze spreken beroerd Engels. Maar het culturele niveau mag toch zeker niet alleen worden afgemeten aan het feit of we Dostojevski hebben uitgelezen? Iemand kan wel drie keer het Groot Dictee winnen, maar als hij of zij zich als een hork gedraagt, blijkt het culturele vernis wel heel dun. Ik vind ­bijvoorbeeld dat de sociale omgang in ­Italië veel eleganter is. Men spreekt elkaar veelvuldig aan met ‘u’ en ­Italianen uiten ­con­tinu verontschuldigingen als ze iemand per ongeluk aanstoten. Italianen zijn zonder meer beleefder dan Nederlanders.
Daarbij komt nog iets. De doorsnee-Italiaan mag misschien geen fatsoenlijk Engels spreken (dat is trouwens handig voor wie zijn Italiaans wil oefenen), maar hij is een culturele expert in eigen land. Nee, niet zozeer kenner van Italië, maar van zijn eigen wijk, dorp of stad. Er zijn er ook zo veel! Bijna 8000 gemeenten (Nederland heeft er 380). In Italië moeten ze niets weten van gemeentelijke herindelingen die culturele verschillen nivelleren. De rivaliteit is groot. Elke gemeente heeft wel zijn eigen ceremonie, vaak rond de feestdag van de patroonheilige, die steevast van antieke oorsprong is. Iedereen die wel eens in Italië komt, kent die betoverende wereld: een processie door de straten, eten en drinken aan lange tafels op het kerkplein. Daarna een wedstrijd tussen de ­wijken. Wijnvaten worden de heuvel opgerold, kruisboogschutters spannen hun bogen, er worden slangen om een heiligenbeeld gehangen… En dan zijn er nog de paarden­races. De beroemdste is de Palio van Siena. Een kwestie van leven en (bijna) dood. Welke wijk wint er dit jaar?
Ik sprak eens de uitvoerend directeur van de Banca Monte dei Paschi di Siena, de oudste bank ter wereld. Het ging bij hem eigenlijk maar om één ding: gaat de jockey van ‘de zwarte panter’ (de naam van zijn wijk) dit jaar de Palio winnen? Dat was vóór de bankencrisis van tien jaar geleden. De Monte dei Paschi is tegenwoordig op sterven na dood. Mogelijk was het toch beter geweest als de directeur wat beter op zijn winkel had gepast.
Ik vraag geregeld aan een Italiaan die ik voor de eerste keer ontmoet waar hij of zij vandaan komt. Vaak krijg ik een antwoord als: “Ik kom uit ­Calabrië. Nou, nee, wacht, ik ben wel geboren in Rome, maar ik ben Calabrees omdat mijn ouders uit Calabrië komen.” Met zo’n focus op de regionale herkomst is het geen wonder dat je af en toe iemand tegenkomt die niet weet waar Nederland ligt. ✦

Ewout Kieckens woont al vele jaren in Rome en schreef diverse boeken. Hij belicht opmerkelijke zaken van het leven in Italië.

Nieuwsbrief

Advertentie

Bezoek Italië, Emilia Romagna

instagram