
Hakken, zagen en stoken
De houtzaag brult angstaanjagend en ik denk: “Er bestaat geen mooier geluid dan het geluid van een kettingzaag, die ik in een dikke boomstam zet en die er doorheen glijdt als een warm mes door koude boter.” Bijna iedereen heeft een bloedhekel aan het lawaai van zo’n zaag, maar ik heb geen buren. Dus kan ik zagen waar en wanneer ik dat wil en genieten van het zingende geluid!
Hier op het platteland van Piemonte stookt iedereen op hout. Gas is veel te duur. Vuur stoken op hout is goedkoop én de warmte van een houtvuur voelt veel behaaglijker. In elke keuken van elke boerderij hier staat een houtkachel, die in de winter dag en nacht brandt. De meeste mensen op het platteland stoken hout van hun eigen land. Wie geen hout heeft, ruilt een paar mooie kippen tegen een kuub stookhout van goede kwaliteit. Milieuvervuiling? Laat me niet lachen. Kurkdroog hout in een moderne kachel is CO2-neutraal en produceert nauwelijks fijnstof.
Verantwoord stoken is een kunst. Ik laat mijn hout, nadat ik het heb gezaagd en gekliefd, altijd drie jaar drogen. Dan is echt alle vocht eruit. Ik weet zeker dat de vervuiling tijdens het stoken minimaal is. Je kunt het meteen zien aan de schoorsteen van een boerderij of die mensen kunnen stoken of niet! Als er na een kwartier nog steeds rook uit de schoorsteen komt, dan is het hout veel te nat.
È un disastro!
Hout moet je kappen in het diepe najaar, dan stroomt er nauwelijks sap door een boom. In de zomer stromen er sappen van beneden naar boven en weer terug en zijn de bomen kletsnat vanbinnen. Omzagen? Uitgesloten! Het kost zeker een jaar langer om dat kletsnatte hout droog te krijgen.
In de winter zaag ik grote stammen hout die ik dan in de zon te drogen leg. Een jaar later zaag ik ze in kleine stukken, die worden dan later weer gekliefd.
Vervolgens leg ik de blokken nog zeker één tot twee jaar te drogen. In sommige Scandinavische landen kun je een forse boete krijgen als je hout stookt dat korter dan twee jaar gedroogd is. Terecht, en je moet het ook niet willen. Nat hout brandt beroerd en vervuilt de lucht.
Ik zie soms stokoude mannetjes met een grote bijl, die woest staan te hakken. Die hoef je niks meer te leren, want die doen dat werk hun hele leven al. Het houdt ze jong en veerkrachtig. Maar ze hebben geen keuze, ze moeten wel.
Hier, in Piemonte, is het in sommige winters kiezen tussen stoken of bevriezen. Die ouwetjes houden niet op met kappen, want niemand wil zonder stookhout komen te zitten. Ze hakken alsof hun leven ervan af hangt. Met de hoeveelheid hout die mijn oude buurman van 83 ietsje verderop bij elkaar heeft gehakt, kan hij zeker nog vijf jaar toe.
Ik heb een drooghok met gescheiden compartimenten. Het hout van dit jaar leg ik te drogen in het linkervak, dat van vorig jaar in het midden en dat van twee jaar geleden rechts. Zo blijft het ene jaar netjes gescheiden van het andere. De zon schijnt er vrijwel continu op en ik stapel het hout op een speciale manier dan kan de wind er goed doorheen blazen. Elk nieuw stookjaar gebruik ik het door en door gedroogde hout uit het droogste compartiment.
Hout van fruitbomen is het beste om mee te stoken als het vuur eenmaal goed brandt. Maar ik zorg altijd voor een goede mix: fruitbomenhout dat vooral gloeit en berkenhout dat lekker brandt. En soms heel goed gedroogd
sparrenhout, maar van die laatste soort neem ik nooit te veel, want dan slibt je schoorsteen dicht door de afzetting van hars. Voor je het weet heb je dan een schoorsteenbrand! •
Archief