Een ongelijke strijd

Piemontini

Ik weet dat het gebeurt. Maar, als ik er met mijn neus bovenop wordt gedrukt, komt het toch als een schok. Ik sta aan de grond genageld van verbijstering.
Het is acht november, een uur of twaalf ’s middags. Het is opnieuw een druilerige, regenachtige en vooral grijze dag. Daar is iedereen blij om, want het heeft sinds mei dit jaar al niet meer geregend. Planten, dieren en boeren schreeuwen allemaal even hard om water. Alle smeekbeden zijn eindelijk beantwoord: het plenst al dagen en nu miezert het. Dat is goed voor de natuur, dat gemiezer, want de grond neemt het water beter op als het motregent. De wolken breken even open en om mij heen kleuren bomen en wijnranken herfstig oranjerood. Het is tijd voor mijn dagelijkse wandeling door de heuvels van zuidelijk Piemonte. Ik loop naar mijn vaste lunchadres in het nabijgelegen gehucht Olmo Gentile, waar de burgemeester achter het fornuis staat.

Vanuit mijn linker ooghoek zie ik vijftig meter verderop twee mannen in oranje hesjes de heuvel af komen rennen. Kabaal. Ze schreeuwen de longen uit hun lijf. Ik blijf stokstijf staan. Het duurt zeker vijf seconden voor ik in de gaten heb wat er aan de hand is. Eerst denk ik dat de mannen in paniek zijn en achtervolgd worden door een wild beest. Maar daar is geen sprake van! De rollen zijn omgekeerd; de mannen zijn jagers en achtervolgen drie zwijntjes die in doodsangst de poten onder hun lijf vandaan rennen in een poging te ontsnappen. Een paar honden zitten de zwijntjes luid blaffend op de hielen. Ze zijn klein van stuk en passen er wel voor op dat ze het wild al te dicht naderen. Eén verkeerde beweging en ze worden opengereten door de slagtanden van het mannetje, de keiler. Mijn ogen vliegen weer bliksemsnel terug naar de jagers. In hun rechterhand dragen ze ieder een geweer. Geen klein geweer. Op zwijntjes wordt met heuse kogels gejaagd. Dat is zo voor­geschreven. Beide jagers torsen de grote geweren in hun rechterhand terwijl ze de zwijnen hijgend achtervolgen. Op 25 meter afstand komt plotsklaps nog een man in een oranje hesje, walkietalkie in de hand, uit de bosjes hollen. Hij snijdt de vluchtende beesten de pas af en drijft ze in de richting van de volgende heuvel.

En dan zie ik tot mijn stomme verbazing vijf frislingen ofwel biggetjes in hun gestreepte vacht achter de derde man
aanrennen. Hij heeft het niet in de gaten. Ze draven in volslagen paniek kriskras over het natte weiland, hun moeder achterna. Dan klinken er kort na elkaar drie schoten. Ik duik in elkaar. Van de drie vluchtende zwijntjes zakt er een meteen door zijn poten. Het is op slag dood. De tweede rent nog zo’n twintig meter verder en zakt dan door zijn hoeven. Het derde zwijn gaat er vandoor, achtervolgt door de vijf piepende frislingen en drie blaffende honden.
Alles bij elkaar heeft het schouwspel een halve minuut in beslag genomen. Maar het voelt meer als een half uur.

Ik ren op het eerste gedode zwijn af dat geen teken van leven meer geeft en hol vervolgens door naar het tweede zwijn. Aan de andere kant van de heuveltop vind ik het. In de verte galmt het geblaf van de jagende honden nog na, maar zo te horen zal het niet lang meer duren voordat ze rechtsomkeert zullen maken. Dan komen de jagers. Stuiterend van de adrenaline en slaan elkaar verheugd op de schouders. ‘Drie keer geschoten en twee keer raak!’ roept de ene jager lachend tegen de andere. Ze keuren de plek waar de kogel het zwijntje heeft geraakt. Een voltreffer. Het tweede zwijn, dat ietsje verderop wordt gevonden, had er twee nodig. Even later voegen de derde en vierde jager zich met hun walkietalkies bij hun collega’s. Ik loop weg en denk: die beesten hadden geen schijn van kans. ✦

 

Rik Rensen verhaalt over het leven op het platteland in Piemonte waar hij een tweede huis heeft.

Italië Magazine editie 2/2023

Italië Magazine editie 2/2023

AwardIM2023

AwardIM2023

Nieuwsbrief

Advertentie